07-08-2023 | Actueel
Vertragingen kunnen leiden tot gevolgschade. Wie een dergelijke schade wil claimen, moet wel zorgen voor een stevige onderbouwing.
[Deze aflevering van de rubiek de Arbiter verscheen in juli 2023 op Cobouw.nl]
De zaak bij de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen (RvA) die we hier vandaag bespreken, draait om een schadeclaim. De schade zou het gevolg zijn van vertraging in de aanleg van zonnepanelen op het dak van een bedrijfsverzamelgebouw. Dat gebouw is namens meerdere opdrachtgevers gerealiseerd door een aannemer, voor een aanneemsom van ruim 4,2 miljoen euro. In eerste instantie lijkt het werk allemaal nog van een leien dakje te gaan. De opdracht wordt verleend in december 2018 en het gebouw wordt in november 2019 opgeleverd.
Lekkend dak
Helaas blijkt al kort na de oplevering dat het dak van het gebouw, met een oppervlak van in totaal 3.750 m2, lekkages vertoont. De aannemer voert herhaaldelijk reparaties uit maar de lekkages houden aan. De opdrachtgevers laten daarna het dak inspecteren door achtereenvolgens een onderzoeks- en een adviesbureau. Bij die laatste inspectie, op 15 juli 2020, is ook de onderaannemer aanwezig die het werk aan het dak heeft gedaan. Die onderaannemer gaat enkele dagen daarop aan de slag met herstelwerkzaamheden. Dat heeft succes: daarna zijn de klachten verleden tijd. Maar het geschil niet, integendeel.
Gevolgschade
In de eerste twee maanden van 2021 worden op het dak 1.300 zonnepanelen geïnstalleerd, die op 1 maart 2021 in bedrijf worden gesteld. De opdrachtgevers stellen dat dit een jaar later is dan beoogd, als gevolg van de gebreken aan het dak en de trage voortgang van het herstel. Ze berekenen hun gevolgschade op ruim 53 duizend euro, waarvan het grootste deel bestaat uit onnodig gemaakte energiekosten. Dat geld willen ze terug van de aannemer. Die is het er niet mee eens en zo belanden partijen bij de RvA.
Vrijwaring
In het geschil is inmiddels ook de onderaannemer betrokken, in die zin dat hij ‘in vrijwaring’ is opgeroepen. Dat wil zeggen dat de aannemer, mocht hij ondanks zijn verweer toch tot een schadevergoeding veroordeeld worden, dit bedrag terug wil ontvangen van zijn onderaannemer. Met andere woorden: als de aannemer tegenover de opdrachtgevers tekort zou zijn geschoten dan is de onderaannemer die het werk feitelijk heeft uitgevoerd op dezelfde manier tekortgeschoten tegenover de aannemer.
Onvoldoende onderbouwing
Helaas voor de opdrachtgevers vindt hun schadeclaim geen genade in de ogen van de arbiter en wel om twee redenen. Om te beginnen hebben ze niet of onvoldoende onderbouwd dat de aannemer wist of had moeten weten dat hun bedoeling was dat de installatie al per 1 maart 2020 operationeel had moeten zijn. Dat blijkt niet uit de overlegde correspondentie en offertes. Sterker nog: ze dringen er in een brief van 14 januari 2020 wél op aan dat de aannemer de lekkages zo snel mogelijk herstelt, maar in diezelfde brief reppen ze met geen woord over een voorgenomen datum voor montage van de zonnepanelen.
Montage was mogelijk
Verder is de arbiter het met de aannemer eens dat de geconstateerde lekkages niet zo ernstig waren dat ze montage en ingebruikneming van de zonnepanelen in de weg stonden. Gezien de oppervlakte van het dak en de relatief beperkte aard en omvang van de gebreken, was herstel ook mogelijk geweest met zo nodig lokale demontage van een of enkele panelen.
Vonnis
De arbiter wijst de vordering van de opdrachtgevers daarom af. Zij moeten 3/5 van de proceskosten van de RvA betalen. Verder moeten ze de aannemer een tegemoetkoming betalen in zijn kosten van juridische bijstand. De aannemer komt er niet helemaal ongehavend vanaf: hij moet vanwege de vrijwaring, die nu immers ongegrond is gebleken, 2/5 van de proceskosten van de RvA betalen. Verder moet ook hij op zijn beurt de onderaannemer een tegemoetkoming betalen voor diens kosten van juridische bijstand.
(Meer over dit vonnis is te vinden op www.raadvanarbitrage.info, onder nummer 37.302)
Ton Hesp