27-08-2024 | Actueel
Ook in arbitrageprocedures is het belangrijk om voldoende feiten en omstandigheden aan te voeren, die – indien bewezen – tot het gewenste juridische resultaat kunnen leiden. Dit betekent dat een partij niet alleen in de memories moet stellen wat er gebeurd is, maar ook hoe dit juridisch relevant is. Daarbij kan niet volstaan worden met een enkele verwijzing naar producties. Hoewel arbitrageprocedures meer flexibiliteit bieden dan gerechtelijke procedures bij de overheidsrechter, blijft deze stelplicht essentieel. Als een partij niet voldoet aan haar stelplicht in een arbitrageprocedure kan dit aanzienlijke gevolgen hebben. Dat was het geval in geschil 37.552, waarin op 10 juli 2024 vonnis is gewezen.
Opdrachtgevers stelden dat sprake was van diverse gebreken in hun door aanneemster gebouwde woning. Zij hadden een partijdeskundigenrapport in het geding gebracht, op grond waarvan zij schadevergoeding vorderden. In dat rapport was een overzicht gegeven van bouwgebreken en in de bijlage was een overzicht opgenomen van wet- en regelgeving waaraan het werk niet zou voldoen. Opdrachtgevers hadden echter nagelaten in hun memories per gebrek te stellen en onderbouwen wat de grondslag was van hun vorderingen.
Arbiters overwogen dat het niet aan hen was om een koppeling te maken tussen het deskundigenrapport en de in de diverse als productie overgelegde brieven vermelde grondslagen. Hoe het standpunt ten aanzien van de andere gebreken moest worden uitgelegd, was volgens arbiters volstrekt onvoldoende toegelicht. Het was voor arbiters hierdoor niet duidelijk welke gebreken opdrachtgevers op welke feitelijke gronden aan hun vordering ten grondslag legden. Ook was niet duidelijk dat sprake was van verzuim aan de zijde van aanneemster. Omdat opdrachtgevers aldus niet voldaan hadden aan hun stelplicht werden de vorderingen integraal afgewezen.
Het aanbod van de gemachtigde van opdrachtgevers tijdens de mondelinge behandeling om tijdens een bezichtiging de grondslag per gebrek nader toe te lichten, achtten arbiters tardief en in strijd met de eisen van een goede procesorde. Aanneemster zou, als deze handelwijze zou worden gevolgd, ernstig in haar verdediging worden geschaad. Daarbij achtten arbiters van belang dat aanneemster er al in haar memorie van antwoord op had gewezen dat zij bij gebreke van een deugdelijke toelichting c.q. onderbouwing van de gestelde gebreken niet in staat was op een behoorlijke wijze verweer te voeren tegen de vorderingen van opdrachtgevers.
Het had op de weg van opdrachtgevers gelegen hun vorderingen in de memories deugdelijk toe te lichten en te onderbouwen, zodat aanneemster daarop naar behoren had kunnen reageren.