Wie is aansprakelijk voor herstelkosten van fouten bij rioleringswerk?

07-03-2024 | Actueel

Wie een overeenkomst beëindigt en hoe - opzeggen, ontbinden of beëindigen met wederzijds goedvinden - dat maakt nogal verschil.

(Deze aflevering van de rubriek de Arbiter verscheen in februari 2024 op Cobouw.nl)

De zaak waar het hier om draait, begint ermee dat een hoofdaannemer een onderaannemer opdracht geeft voor rioleringswerk op een bedrijvenpark, voor een bedrag van 260 duizend euro. De werkzaamheden bestaan uitsluitend uit het graven van de sleuven, het aanbrengen van de rioleringsbuizen en het uitvoeren van grondwerk. Op verzoek van de hoofdaannemer brengt hij ook baretkappen aan op niet gebruikte inlaten, waarvan er veel meer zijn dan gebruikelijk. Dat aanbrengen van baretkappen staat niet in het bestek.

Bij het werk ontstaan problemen, met in eerste instantie vooral klachten van de hoofdaannemer over de voortgang. Die lopen zo hoog op dat de onderaannemer op een gegeven moment aangeeft zijn werk op te schorten terwijl de hoofdaannemer op zijn beurt schriftelijk laat weten met de onderaannemer te stoppen.

Uitstekende ringen

Er is nog wel overleg geweest en overeenstemming bereikt over het nog door de onderaannemer te verrichten herstelwerk. Er zijn namelijk problemen met de aangebrachte baretkappen. Bij rioolinspectie is achteraf bij 49 van 180 inlaten geconstateerd dat de rubber afdichtingsringen uitsteken in het riool. De gemeentelijke opdrachtgever vond herstel hiervan overigens slechts in 15 gevallen nodig.

Daarop belanden partijen bij de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen (RvA). Ze zijn het er wel over eens dat er voor ruim 77 duizend euro aan werk is verricht, hoewel ze daar allebei nog wel iets in willen aanpassen. Maar de onderaannemer wil voor het door hem uitgevoerde herstelwerk, dat hij als meerwerk ziet, ruim 5,5 duizend euro extra. Daarnaast vraagt hij eenzelfde bedrag als gederfde winst omdat de hoofdaannemer het contract zou hebben opgezegd. De hoofdaannemer daarentegen legt de schuld voor de problemen bij de onderaannemer en wil een schadevergoeding van in totaal ruim 22 duizend euro.

Einde aan overeenkomst

Een van de vragen waar de arbiter zich voor gesteld ziet, is óf, hoe en door wie er een einde is gemaakt aan de overeenkomst. Bij opzegging – wat een opdrachtgever altijd mag doen, zolang de aanneemsom minus bespaarde kosten maar wordt betaald – is altijd sprake van vergoeding van de in de aanneemsom begrepen winst. Maar gezien de discussies tussen partijen over onder andere het herstelwerk is niet vast te stellen dat de hoofdaannemer heeft opgezegd. Daarom is er geen recht op vergoeding van de gederfde winst, zoals de onderaannemer had geëist.

De arbiter laat daarbij in het midden of de hoofdaannemer de overeenkomst schriftelijk heeft ontbonden vanwege tekortschieten dan wel of partijen de initiële overeenkomst voordien feitelijk gezamenlijk hebben beëindigd: de gederfde winst komt in geen van beide gevallen voor vergoeding in aanmerking.

Over de afrekening van het door de onderaannemer verrichte werk zijn partijen het, zoals al gesteld, in grote lijnen eens. Na een correctie door de hoofdaannemer, die de arbiter accepteert, blijft daarvan een kleine 70 duizend euro over. Dan volgt echter de discussie over wie aansprakelijk is voor het noodzakelijke herstel. Het plaatsen van de baretkappen stond niet in het bestek en was in die zin dus onverplicht. Maar ook dan moeten die werkzaamheden voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk.

Kwaliteitscontrole

De arbiter acht de hoofdaannemer in dit geval verantwoordelijk voor kwaliteitscontrole. Diens uitvoerder was continu aanwezig en had het uitsteken van de rubber ringen tijdens het werk makkelijk kunnen en moeten controleren. Het risico daarop komt daarom voor rekening van de hoofdaannemer. De onderaannemer heeft zijn herstelwerk terecht opgevoerd als meerwerk. Daarom wordt de vordering van ruim 5,5 duizend euro voor herstelkosten toegekend. De vordering van de hoofdaannemer wordt afgewezen omdat niet gebleken is dat de onderaannemer toerekenbaar tekort is geschoten.

Na verrekening van gedane betalingen maakt de onderaannemer terecht aanspraak op betaling van ruim 34 duizend euro. Daar komt de al eerder genoemde 5,5 duizend euro aan herstelkosten bij. Plus een bedrag aan incassokosten, enige rente en vergoeding in de rechtsbijstand van de onderaannemer. De hoofdaannemer heeft overwegend ongelijk gekregen en moet daarom ook de proceskosten betalen.

(Meer over dit vonnis is te vinden op www.raadvanarbitrage.info, onder nummer 37.543)

Ton Hesp

Overig nieuws